donderdag 28 februari 2008

De ban van Spinoza (1656) 2

woensdag 30 mei 2007

Dat het niet erg leuk is voor de nationale historische goeroe’s toe te geven dat er helemaal geen geur van heiligheid behoort te hangen rond de beroemde excommunicatie van Spinoza, is gisteren aan de orde geweest. Het geeft geen pas tegenwoordig steeds maar te blijven herhalen dat de ban van Spinoza het gevolg is geweest van ideeënstrijd.

Het zakelijke documentaire artikel van Odette Vlessing uit 2002 (zie gisteren) toont dit alles aan.

Mw. Vlessing heeft over deze zaak nog later een lezing gehouden, op 24 mei 2003, voor de Vereniging Het Spinozahuis: ‘De echte Spinoza: drie eeuwen mythevorming over Nederlands belangrijkste filosoof ontzenuwd.’ De tekst moet nog gepubliceerd worden.

Van deze lezing stond in de convocatie een samenvatting die ik hieronder deels citeer, ten behoeve van die historici die niet helemaal bij de tijd zijn:

‘Historici en filosofen hebben het leven van Spinoza beschreven alsof hij een heilige kamergeleerde was. Deze verering heeft geleid tot vele fouten in het onderzoek naar zijn leven. Zowel zijn brieven als hetgeen hijzelf vertelt in het Traktaat over de verbetering van het verstand zijn door historici niet serieus genomen. Men heeft ze op een zeer éénzijdige manier proberen te interpreteren. De echte gegevens uit deze belangrijke bronnen zijn daarbij min of meer genegeerd. De ernstige tekortkomingen in de oude biografieën werden daardoor niet opgemerkt. Zelfs de eerste regel van de ban werd verkeerd vertaald. Uit die eerste regel blijkt, dat de problemen met de Portugees Joodse gemeente, in tegenstelling tot hetgeen tot op heden algemeen wordt aangenomen, kort voor zijn verbanning ontstaan zijn. Uit het bronnenmateriaal blijkt verder dat Spinoza na de dood van zijn vader in grote financiële problemen verkeerde. Hij probeerde, door zich te beroepen op het Nederlands recht, onder de familieschulden uit te komen. Door een maas in de wet lukte dit. Het rabbinale recht was toen strenger. Deze juridische stappen brachten hem in conflict met het joodse huwelijks- en erfrecht. Er is geen enkel bewijs, dat Spinoza al afwijkende ideeën had toen hij verbannen werd. Zelfs uit de brieven die hij vijf jaar later schreef is op te maken dat zijn ideeën nog niet volledig ontwikkeld waren en dat hij toen pas de basisideeën van zijn filosofie aan zijn beste vrienden uitlegde. Het is bijna zeker dat Spinoza niet om afwijkende meningen, maar om zijn gedrag in financiële zaken in de ban werd gedaan. Er zijn zeer vele fouten in de loop der jaren in de Spinoza mythologie ontstaan. Men kan concluderen dat Spinoza geenszins een kamergeleerde was, maar iemand die de vele hartstochten van de mens van nabij had meegemaakt en ook zelf had ondergaan. Spinoza’s werken zijn waarschijnlijk gedeeltelijk gebaseerd op een grondig zelfonderzoek en op zijn eigen levenservaring. Dit maakt de filosoof menselijker en naar mijn mening interessanter.’

Geen opmerkingen: