donderdag 28 februari 2008

Olipodrigo 2

zondag 17 juni 2007

Zoals heden iedereen wel iets kent van ‘Ik verscheurde je foto’- Koos Alberts, of van Frans Bauer, of hij dat nu wil of niet; zo kende iedereen in de achttiende eeuw de liedjes uit Thirsis minnewit (1). Het wordt in vele teksten genoemd, ook in de serieuze. Zoiets moet men dus een keer ter hand nemen om te weten wat die Nederlanders van toen aan tophits hadden. Waarom bestaat er daar nu geen editie van?

Soms staat er leuke onzin in. Het enige onleuke is een boekverkoperslied waar de maker beslist een mond vol potloodgrafiet aan overgehouden heeft.

Wat vindt u van het begin van de volgende smartlap? Er zit iets oneindigs in, iets erotisch, iets onzinnigs, iets... vast een meezinger.

Hier is het begin van ‘Een Meisje in ’t Groen. Voys: Van Kaatjes Coole.’

Ik ging lest wandelen langs de Boomen,
Om my wat te verlusten.
Daer zag ik een mooi meisje koomen,
Ik sey wellekom Susje.
Hoog is de solder, laeg is de vloer,
Schoon is de Dogter, Leelyk is Moer,
’t Zyn van Kaatjes Koole Cammeraatje,
’t Zyn van Kaatjes Koole.

*

De gereformeerde Amsterdamse predikant D.C. van Voorst publiceerde 1789-1790 een wat vreemd werkje, getiteld Aristus. Het is opgebouwd uit een soort vertogen. Herkauwer heeft alleen dl. I gezien (dl. II is alleen in de VU). Op p. 208-213 vindt men een tirade ‘Over de ontbloote boezems’. Dominee toornt dat hij in gezelschappen een kennis van hem steeds diens ogen gericht ziet op de boezems der dames, ‘terwyl deezen alleen met wat doorschynend gaas bedekt waren, en daaronder lagen te zwoegen’ (p. 209). Dat blijkt geen uitzonderlijke dracht, ‘daar het nu de algemeene dragt der Dames is’ (p. 211).

Er is dus niets nieuws onder de zonnebank. Het bimbo-streven is van alle tijden.

*

De Amsterdamse Courant van 8 juni 1719 meldt dat men in Dresden een groot feest voorbereidt. Herkauwer weet niet ter ere waarvan. Er is vuurwerk, er zijn wilde dieren, en 120 paar mensen zullen een jaarmarkt ‘van allerhande natien’ uitbeelden. Leerzaam. Wat minder leerzaam, maar natuurlijk veel leuker: ‘een wedloop van 144 vrouwen tegens so veel mans van gelyke qualiteyt’.

Hoe zouden ze in Dresden die gelijke kwaliteit van mannen en vrouwen vastgesteld hebben?


(1) Ik raadpleegde de editie Thirsis minnewit. Bestaande in een verzameling van de aangenaamste minne-zangen en voysen. Te Deventer, By Marinus de Vries, z.j. (3 dln). Het citaat: dl. II, p. 115.

Geen opmerkingen: