donderdag 28 februari 2008

Elke dag bal op slavenhalers (1790)

dinsdag 12 juni 2007

Gisteren kreeg Herkauwer een nieuw artikel van Simon Vuyk in handen waarin deze het verzet van verlicht-christelijke zijde beschrijft tegen slavernij en slavenhandel (1). Aanbevolen.

Maar hij moest wel even slikken toen hij in dit artikel de passages las waarin Vuyk kort de essentie weergeeft van een totaal idiote rede door de Amsterdamse koopman A. Barrau gehouden in het Nut op 22 februari 1790, getiteld ‘De waare staat van den slaavenhandel in onze Nederlandsche Coloniën’. Deze Barrau beschrijft hoe negers na de overtocht de scheepskapitein om de hals vallen, danken en kussen voor de ‘weldaad van overvoering’.
Het kan nog gekker. Vuyk (p. 177):

‘Barrau vervolgde met een beschrijving van het vervoer in aangename scheepsruimen, naar sekse en leeftijd gescheiden. Overdag had men gelegenheid aan dek te wandelen, soms om beurten in groepen. Daar vond men buitenboord hangende toilethuisjes waarin zij bij het doen van hun natuurlijke behoeften ‘wederom frissche lucht’ konden inademen. Van boeien en banden was, ‘zolang zij zich wel en voeglijk gedragen’, geen sprake. Elke morgen werden er tobben met water neergezet, waaruit men zich kon wassen [...]. Barrau’s weergave van de menukaart overtrof de schets van Falconbridge over het voedsel aan boord verre. Om hun ‘luien en vadsigen aard’ te bestrijden was er om vijf uur ‘bal aan boord’ en mochten zij dansen. [...] [De kapitein] liet zich elke morgen over het welzijn van de negers informeren. De bewering dat vrouwen aan ‘de beestachtigheid’ van matrozen werden blootgetseld, weerlegde hij: matrozen mochten het vrouwenverblijf niet benaderen, tenzij op bevel van hogerhand. Klappen mochten niet worden uitgedeeld.’

Vuyk deelt niets mee over deze Barrau. Het zou niet oninteressant zijn iets meer te weten over deze man en zijn beweegredenen de slavenhalerij voor te stellen als een cruise richting Benidorm. Herkauwer kan zo gauw niets over hem vinden.

Barrau had wel meer curieuze ideeën, blijkt. In 1797 stelde hij voor vlootherstel te financieren door middel van het inhouden van 10% op het salaris van dienstmeisjes (p. 178). Het zou Herkauwer niet verbazen als Barrau zijn voorstel rechtvaardigde met te zeggen dat die meiden toch maar elke dag hun geld uitgaven op een bal masqué.

(1) Simon Vuyk, ‘’Wat is dit anders dan met onze eigen hand deze gruwelen te plegen?’ Remonstrantse en doopsgezinde protesten tegen slavenhandel en slavernij in het laatste decennium van de achttiende eeuw.’ In: Doopsgezinde Bijdragen 32 (2006), p. 171-206.

Geen opmerkingen: