donderdag 28 februari 2008

Heleen en Marlies: stout of spectatoriaal? 3

maandag 4 juni 2007

(vervolg)

Laat ik terugkeren naar Heleen en Marlies. Een specialist Oudere Letterkunde is altijd een beetje nieuwsgierig of er misschien een traditie bij dit soort teksten, uitgaven, bestaat. Ik denk nu niet in de eerste plaats aan traditie in de betekenis van inhoudelijke continuïteit.
Ik vroeg me af: hebben boeken, collages van deze aard, eerder bestaan? Is er een soort genre te herkennen? Ik ga daarbij terug, naar mijn ‘eigen’ tijd (zeg 1700-1800). Ik sla dus de opkomst van de Playboys (Playgirls), Cosmopolitans en dergelijke bladen gewoon over - hoewel er best iets zinnigs te zeggen zou zijn over het verband tussen Stout en dergelijke periodieken.

Enkele mogelijkheden. Wat zou in de buurt kunnen komen? We hebben bijvoorbeeld de olipodrigo’s: een soort hutspot-boeken, gelardeerd [fout woord vanmiddag!] met allerhande anecdotes en verhalen (1); de almanakken, soms zelfs ‘voor vrouwen door vrouwen’ (2). Je hebt al modebladen, in mijn tijd - maar die missen het verhalende element. Je hebt de zogeheten ‘fysiologieën’, waarin het algemene karakter van een stad, een stand, een soort mens, beschreven wordt; de moeder bijvoorbeeld; of de savante. Die laatste is het soort vrouw dat bookish is, en absoluut niet stout. Deze leerzame boekjes komen in de buurt van wat ik aanvoel de morele basislijn te zijn in Stout; alleen, in een fysiologie wordt het algemene karakter beschreven, in Stout daarentegen de individuele karakters van individuele vrouwen.

Twee elementen in dit boek doen mij de stelling aan de hand dat de inhoud veel weg heeft van die spectatoriale tijdschriften, die soms door, maar meestal voor vrouwen, verschenen rond 1750.

Behalve de autiobiografische, zijn er namelijk nog andere stukken. Er is de hulp ingeroepen van een seksuologe, een andragologe, een plastisch chirurg en nog anderen. (Godzijdank geen pedagoge, want we weten allemaal dat dezulken ons slechts evaluatieformulieren bezorgen waarop in allerlei bewoordingen tienmaal gevraagd wordt of we genoeg stout zijn geweest en hoelang, nooit wat die stoutheid voor ons inhoudt en wat we ervan meegenomen hebben.) Er zit dus deskundigheid naast alle stoutheid in het boek; het oogt betrouwbaar. Hier vinden we het element van de levensadviseurs, de experts, die ook zo vaak in spectators voorkomen.
Maar veel belangrijker is dat, als we goed lezen, het boekje helemaal niet zo stout is, maar dat de stoutigheid slechts een façade is voor de bekende morele boodschap van de spectators. Ik zei al eerder dat Daphne Bunskoek heel serieus overkwam. Nu, een béétje stout is zij toch: ‘Ik ben monogaam. Dat is niet heel moeilijk, want ik heb nooit een relatie gehad die langer dan drieëneenhalf jaar duurde’. Marlies zelf blijkt ‘alle grote filosofen’ gelezen te hebben (3) - iets waar uw spreker niet op kan bogen. Leontien van Moorsel: ‘Als je eenmaal getrouwd bent, mag je wel stout denken, maar niet meer stout doen’ (4)

Dat alles komt erop neer: wees een verantwoordelijk mens, een sterke vrouw. De bijboodschap, de inkleding zogezegd, is hoogstens: als het aantrekken van een string of zoiets daarbij helpt, is het meegenomen. Als je in bikini op een bike durft te rijden, durf je ook na te denken over Uruzgan. Heb je het juiste slipje, dan is je message minder slippery.

Rest mij te zeggen dat dit werk best leesbaar is; en zeker beter te lezen dan Kriel Offermans, Carel Peeters, en zovele anderen. Ik durf daarom best tot de aanwezige vrouwen te zeggen - en ik weet dat zij daarbij steun zullen ondervinden van de nieuwe hoogleraar Oudere Letterkunde, die weet wat filologie is, en weet welke wereld- en maatschappijbeschouwingen kunnen schuilgaan achter ogenschijnlijk simpele woordlingerie - ik durf tot u te zeggen:

lees dit boek gerust. Maar lees nog veel méér.

Heleen en Marlies zouden het mogelijk net even anders formuleren:

‘Lees, mevrouw, u weet wel waarom’.


(1) Zie: A. Hanou, ‘Balsemiek! Olipodrigo over voedsel bij Elisabeth Wolff en anderen.’ In: MedJCW 28 (2005), p. 48-60.
(2) Zie A. Zengers, ‘De Almanak voor vrouwen door vrouwen’. In: MedJCW 26 (2003), p. 118-126.
(3) P. 22.
(4) P. 119.

Geen opmerkingen: