donderdag 28 februari 2008

Vlissingsche kermis (1765) 1

dinsdag 22 mei 2007

Het onuitgegeven werk Vlissingsche kermis door Guépin staat op één lijn met de Rape of the Lock door Pope, en met nog wat andere grote satirische werken. Dat menen althans Wolff en Deken, in het gedrukte eerste deel van hun Geschrift eener bejaarde vrouw (1802). Letterlijk zeggen zij:

‘Het vernuft der zogenaamde grappige schrijvers heeft niets van dat fijne, die kieschheid, die verstandige lieden doen lagchen, hen vervrolijken. Zij wijken zo ver af van het decorum, dat zij geen aandagt verdienen. Hoe weinige onzer schrijvers bezitten de kunst, om de fijnste snaaren van ons hart te roeren, en dáár die kleine stuipagtige trillingen voort [te] planten, die doen lagchen! Het zijn schrijvers, die in geen fatzoendelijke gezelschappen geduld worden. Hoe bekoord worden integendeel de goede smaak, het waar vernuft, en de menschenkennis, als wij the Rape of the Lock (1), Vert vert (2), de Lutrin (3), en de onuitgegeeven Vlissingsche kermis van den nog niet genoeg gekenden GUEPIN leezen.’ (p. 233-234)

Dat maakt natuurlijk nieuwsgierig.

Wie mag dit onbekende grote Nederlandse talent wel zijn? En wat staat er in die tekst?

Voorzover ik dit kan achterhalen was Jean Guépin (1715-1766) schepen en raad in Vlissingen. Hij schreef als Juvenalis Glaucomastix een satire tegen het gebruik van de psalmen van Datheen (1758).

Wolff heeft hem gekend en gewaardeerd. Zij schreef bij zijn overlijden een ‘Lijk Zang voor […] Jan Guépin’ (hs. in Prov. Bibliotheek Zeeland, inv. nr. 4240).

Zijn Vlissingsche Kermis, van juni 1765, is inderdaad nooit verschenen. Het handschrift berust in het GA Vlissingen als inv. nr. 5666. Het is een komische en burleske beschrijving van allerlei gebeurtenissen op die kermis.

Volgende keer meer; alsmede de eerste passages uit dat handschrift. De gehele tekst zal daarna geleidelijk volgen, in de weblog van Herkauwer.



(1) Pope publiceerde deze satire op de modezucht bij vrouwen in 1712-1714. Dit gedicht werd in ons taalgebied vertaald door Pieter Boddaert Junior in 1791 en nagevolgd door E.J.B. Schonck in 1792. De in deze alinea genoemde teksten behoren alle tot het genre: spotheldendicht. Zie voor dit alles nader: Nijmeegse mutsen. Een satire uit 1792. E.J.B. Schonck, De Bonheurs uit de mode. Heldendicht. Uitgegeven en toegelicht door André Hanou. Leuth 2006.
(2) Het komische gedicht Ver-vert (ook: Vert-Vert) ou les voyages du perroquet de la Visitation de Nevers, door de Franse dichter Jean-Baptiste-Louis Gresset (1707/9-1777) werd buiten zijn weten in 1734 uitgegeven. Er verschenen daarop heel wat edities te Amsterdam. De auteur, een jezuïet, werd wegens deze publicatie uit zijn orde gezet. In dit gedicht beschrijft de papegaai Vert-vert zijn belevenissen tussen zeelui en nonnen.
(3) In de Lutrin (1674-1683), “poème héroï-comique”, vertelt Boileau hoe diverse groepen ordegeestelijken slaags raken over bezit en plaats van een koorlessenaar (lutrin). Ook hier is de stijl verheven. Diverse elementen zijn aan Homerus ontleend.

Geen opmerkingen: