donderdag 28 februari 2008

Spinoza 2 (1741, 1764)

woensdag 11 juli 2007

Christina Leonora de Neufville publiceerde in 1741 haar Bespiegelingen voorgesteld in dichtmaatige brieven. In 1762 volgde een uitgebreide herdruk. In deze Bespiegelingen behandelt deze schrijfster de wereld zoals geleid door de wijsheid Gods. Zij laat zich inspireren door Wolff en Leibnitz. In de vierde brief schrijft zij:

’t Weêrvare u niet gelyk een Godheid Loochenaar,
Die, onverhoeds verrast door ’t aaklig doodsgevaar, [...]

Bij de eerste regel tekent zij in een noot aan: ‘Hoe gerust Spinosa (gelyk eenigen voorwenden,) gestorven zy; men betuigt echter, dat hy, op zyn doodbedde, deze twyfelmoedige uitdrukking zoude hebben gebruikt: ‘Ach! als ik nu eens gedwaald hadde!’.’

*

De Amsterdamse diamantzetter Hendrik Graauwhart (1661-1732) is erg populair geweest, heeft Herkauwer gemerkt, met zijn Christelyke bedenkingen en voorbeeldelyke zedelessen, afgeleid uit ’s werelds eerste toestand; des menschen leven, ampten, staten, konsten en neigingen des gemoeds. Voorgesteld in leerzame zinnebeelden (1704). Dit boekje wordt aan Mietje als klein meisje cadeau gedaan door haar vader, in het Geschrift eener bejaarde vrouw (1802; zie dl. I p. 59) door Wolff en Deken. Het is goed voor haar opvoeding. Jan Luiken daarentegen mag Mietje nog helemaal niet lezen: die gaat een beetje te ver in zijn religieuze opvattingen. Is Graauwhart inderdaad zo onschadelijk? Misschien wel. Hij is in ieder geval toch schriftuurlijk, en vrij duidelijk protestants. Hij wordt zelfs flink apologetisch en vals wanneer hij een ‘ongodist’ beschrijft.

Dat gebeurde op p. 240-241 van de door mij geraadpleegde derde druk uit 1764. Daar vindt men het emblema - zo mag ik het wel noemen - van een ongodist. Het poëtische opschrift luidt:

Den Ongodist,
Het alles mist.

en het dit onderschrift:

God, aller-oorzaak, te verzaken,
Des Scheppers albestier te wraken;
Met ydel aards te voên zyn wensch,
’t Gemoed, door wellust te verkrachten,
Te bannen ’t eeuwige uit gedagten;
Maakt regt een epicurisch mensch.

Het is dus niet best, zo’n ongodist te zijn. Wat heeft nu dat alles met Spinoza te maken? Dat laat het plaatje zien.

Daarop zien we een zeer gramstorig en onmenslievend kijkend heer aan zijn tafel. Hij heeft een geleerden- (of slaap?)muts op. Op zijn tafel een astrolabium, aan de wand een soort kaart omringd door een ourobouros. Aan zijn voeten een boek, en de, blijkbaar neergeworpen, stenen tafelen van de tien geboden. Met welk soort geleerde we te doen hebben blijkt uit het boek dat de geleerde in zijn hand ophoudt. Op de linkerpagina daarvan zien we de letters; ‘BDS’. Simpel dus: Baruch de Spinoza.

In deze gereformeerde propaganda is een spinozist dus de bekende egocentrische hedonist en epicurist. Dit alles wordt nog eens extra bevestigd in het proza-opstelletje getiteld ‘Op een Godverzaker’ dat het embleem-met-uitleg omringt.

Daar lezen wij bijvoorbeeld: ‘Onder alle ergerlyke gevoelens, is ’er geen snooder dan de Atheïstery, ofte Godverzaakinge; een pest van den Godsdienst, deugt, en eerlyken wandel.’ ‘Den Atheïst verklaart zig niet rond uit: maar ontveinst zyn meeninge, onder voorwendinge dat hy na het Goddelyk wezen zoekt; makende stellingen, ende bewyzen (als ’t ware) om het Opperwezen te beschryven, welkers besluiten, regt ingezien zynde, het Idea of denkbeeld der Godheid verwoest.’ Je hebt er bij deze slechterikken ook, die ‘het vermogen der natuure, als ook haar eigen kragten, zoo veel toe [schryven], dat God als buiten vermogen gesteld word’.

Geen opmerkingen: