donderdag 28 februari 2008

Vlissingsche kermis 10

woensdag 13 juni 2007

(vervolg)

Is yder mensch dan op een padt
En ordre en voorsorg uijt de stadt
O oog der wachten ô majoor
Daar wacht uw vlammende yver voor
Nooijt slap geblindhockt noch verkloekt
Geen speelhuijs dat hij niet besoekt
Opneemt, doorsnuffelt gaat staat maar
Loopt zolk een jongeling geen gevaar
Dat word voor hem licht opgelost
Hij gaat er in sijn ampt & post
En wat men gissen wou of raan
Hij moet hij kan hij zal er gaan
En honi soit (dat houd hij pal
Qui mal y pense in zijn geval
Naar soo een warling zonder doel
Na zoo een biekorf vol gewoel
Dit vol dit hol dit dol gebrom
Daar klok gehoord word stem nog brom;
Dit wuft, dit woest dit wild gewar
Ylt nogtans yder wijs & nar
En groot en kleen en scheef en recht
Mild & deun & goed en slecht
Daar tranteld men zich mat & moe
Hier vloeijen een paar sleden toe
Op klotters koets koets & faeton
Van t op tot d’ondergaande zon
Ô paarden kroost wat hebt gy t naar
Wat sterft er menig martelaar
Die onder sweepen zucht & hijgt
En voor den kletter neder zijgt
De jaarmis strekt een schels in t kleen
Ter wereld in haar IJdelheen
Zoo als men hier & elders leeft
Is telkens weer een nieuw verscheel
Een droom een schim een schouw een niet
Eeen hol en lege bobbel bel
Begoecheling en kinderspel
Ik die hier dit beknibbelen zou
Ga me ter kermis met mijn vrouw
& brantelend leemend nu als voor
En marct en kaaijen door en door
Wij drijven op dien tuijmel vloedt
Bevuijlt gekneugt geknikt gegroet
Gestuwt, geschokt geduwt geknelt
En yder wandeling kost geld.
Mijn reijs is uijt ik zie t veer
Is dat ook stof voor zedeleer
Voorschriften geeft een yder licht
Maar voortgaan, voortgaan is de pligt
T Eerste is wel nuttig nodig zeker
Doch t laats oneindig beter preker.

Quae resin neque consilium neque modum
Habet allum, eum consilio regere potes
Opgedragen aan den Heere P. Changon
Nulla quidem totam patrantur
Inepta per urbem
Cumque petis causam ? mos jubet
Ista furunt

Geen opmerkingen: