donderdag 28 februari 2008

De ketters van Tuinman (1729) (slot)

maandag 25 juni 2007


Door bemiddeling van Gerrie Wisse kunt u kennis nemen van een drie grafdichtjes van de Middelburgse gereformeerde dominee Carolus Tuinman, vooral over ketters. De eerste is die op Spinoza, voorheen al in de Herkauwer opgenomen. (1)

GRAFSCHRIFTEN


II.
Op P.V.H.

Hier ligt van Hattems rif, verslonden door’t gewormt.
Dus wierd hy naar zyn leer, slechts God, geheel ontvormt.

III.
Op F.L.

Dit ’s Leenhofs graf. Nu is zyn hemel hier beneên,
Noch boven. Niemand vraag, ’waar dan? Hy heeft ’er geen.

IV.
Op M.B.

Dit’s’t graf van Booms niet, want hy was niet maar zyn God
Ligt hier, naar zyne leer, in zyn fatzoen en rot.

BESLUIT.

Ik heet een schop een schop, en noem een spâ een spâ.
’k Bewimpel waarheid niet, maakt ymand het daar na.
Dit is geen lastertaal waar door ik ymand schende
’k Zeg niets van hem, dan daar de wereld hem voor kende.

EINDE.

1) Zij komen voor (afdeling: Byvoegzel) in Rymlust: behelzende I. Het ongerijmde Pausdom, met eene rommelzode van Paapenheiligdom. II. Uitspannings uitspanning. En III. Rymproeve. Alles tot betoog van de rymrykheid der Nederduitsche taal. Noch een byvoegzel van gedichten. Door Carolus Tuinman. Middelburg, Michiel Schryver, 1729. ZB 1057 E 27.

Geen opmerkingen: