vrijdag 29 februari 2008

Laplandse couranten (2)

vrijdag 24 augustus 2007

(vervolg)

Het Haagse nufje las dus een Laplandsche Courant (zie vorige aflevering) in of voor 1765, en tenminste bestond een courant met die naam in of vlak voor die tijd.

Maar Herkauwer herinnerde zich ineens een bepaalde passus bij Weyerman. Die kunt u zelf ook op internet vinden. Hij komt uit Weyermans blad Ontleeder der Gebreeken, van 7 augustus 1724:

‘Een Man, gelyk als de Ontleeder der Gebreeken, die gewoon is van zyn Leezers te vergasten op weekelyksche Waarheden, verzoekt om thans zyn Vrienden te trakteeren op onwaarschynlyke Onwaarden; dat is, hy verzoekt van zig te moogen vermaaken met die Laplandsche courantiers, die ons een Spinnekops Duit in de hand duuwen, in steê van een Ongaarsche Dukaat; en wiens Nieuwspapieren zo yskelder heet zyn, dat 'er niets bekwaamer is om een felle Brand te lesschen dan een Brandspuit, een ton Buskruidt, en een Leidsche Courantier.’

Dit bracht Herkauwer tot de volgende vraag. Kun je spreken over Laplandse couranten als over een mogelijk genre?

In het citaat is ‘Laplands’ duidelijk bedoeld als: leugenachtig (op internet zijn, uit diezelfde Ontleeder, daar wel meer voorbeelden van te vinden). Een courantier die een loopje neemt met de waarheid, is een Laplandse courantier. Nu gaat het in de geciteerde passage als het ware om een afwijken van wat waar is. Maar is het mogelijk dat er kranten, bladen zijn, die principieel ‘Laplands zijn? Die altijd bedoeld zijn om commentaar in de zin van ‘fictie’ te bevatten? Zoals bijvoorbeeld die courant die het Haagse nufje las?

Het is opmerkelijk dat Weyerman aan één van zijn eigen bladen de titel gaf: Den Laplandsche Tovertrommel (1731). (1)

Het gaat Herkauwer hier dus niet om de vraag waarom ‘Laplands’ als woord altijd iets te maken heeft met ‘afwijkend van de gebruikelijke waarheid’. Het imago van de Laplanders in de achttiende eeuw is bekend. Die heidenen en bijgelovigen waren experts in sprookjes, fictie, verzonnen verhalen: hun sjamanen reizen in dromen, extasen (opgeroepen door tovertrommels) naar vreemde streken waarover zij later vertelden. Leugens dus.

Kan men het in de achttiende eeuw dus onderling misschien ‘gewoon’ hebben over laplandse couranten? Over bladen die niet ‘echt’ nieuws geven, maar die fake-nieuws bevatten, verhaaltjes? Met het gevolg dat men sommige bladen INDERDAAD titels geeft als: Laplandse Tovertrommel; Laplandse Courant?

Hier is er nog één: De compleete Ryswyksche vrouwendaagsche courant, of Middel-weeksche tydingen en beoordeelingen, over de Hollandsche en Fransche schouwburgen: de Fransche, Vlaamsche en Hoogduitsche operaas: benevens onpartydige aanmerkingen, [...] benevens bekentmakingen,[ ..], waarschouwingen en stille gerugten; geschreven in de smaak en in navolging van de Laplandsche en Samoijeedsche en andere middelweeksche couranten (1774).

Al deze ‘Laplandse’ couranten zijn wat we nu (dikwijls ten onrechte) ‘satirische’ tijdschriften zijn gaan noemen; dit om die te onderscheiden van de ‘spectatoriale’ tijdschriften. Dat is een onderscheid dat pas echt vanaf de negentiende eeuw gemaakt wordt - maar dat is geen probleem voor nu.

(1) Heruitgave als: Jacob Campo Weyerman, Den Laplandschen tovertrommel (1731). [Met inleiding]. Amsterdam 1994, Abderareeks 1. [Verkrijgbaar bij de Stichting Weyerman]

Geen opmerkingen: