vrijdag 29 februari 2008

Vakantie van een jonge juffer (1764) (4) (slot)

donderdag 16 augustus 2007

Woensdag den 5. Neev Jochem om 8 uuren aan myn kamerdeur getikt, maar hem niet opengedaan. Drie wafelen by de thee gegeten. Tante Cornelia wil hebben, dat ik den geheelen winter by haar blyf: dit afgeslagen. Het overige van den morgen met kleeden doorgebragt. Mevrouw Winde... om 3 uuren met de Koets voor Tantes deur gekomen, om my af te haalen. Neev Jochem liet drie zwaare zuchten, dat hy niet meê mogt gaan. Tusschen middernacht en één uur t’huis gekomen. Neev Jochem had zich onder myn ledikant verborgen.

Donderdag den 6. Aardig gedroomd, maar alles vergeten, toen ik opstond. Den ganschen morgen door Neev Jochem geplaagd geworden. Hy wou weeten wie de dikste beenen van ons beide had. Ik heb hem moeten belooven, van hem zomtyds uit den Haag een briev te zullen schryven. Tantes Zilverbufet helpen schoonmaaken. Dien zelven dag twee Postelein-kassen uitgenomen. NB. Maar omtrent voor een honderd gulden aan goed gebroken. Niet uitgeweest.
Vrydag den 7. Van 9 tot 12 uuren met myn Spiegel geraadpleegt. Wel tienmaal myn Mutz verzet, eer ze na myne zin stond. Over tafel uw briev gekregen. Tante en Neev zaten als verplet. Neev Jochem zweerd my te willen trouwen, als ik het hebben wil. Hy herhaalde ’t my noch ’s nachts om één uur. Ik weet niet wat ik hem beloofd heb. NB. Wy waren een geruimen tyd alleen.

Zaturdag den 8. Zeer vrolyk opgestaan. Dien morgen een tourtje met de Koets gedaan. ’s Namiddags overal afscheid genomen. ’s Avonds ’t Ontzet van Leiden zien spelen. Het kruit rook benaauwd. Neev Jochem had voor zeventien gulden, veertien stuivers, aan Mol, Limonade, Chocolaad en Banket gehad. Ruim een half uur met Neev Jochem in de Gallery gepraat, zonder licht. NB. Ik leunde tegen een tafel, die vast tegen de muur stond. Tante zei, dat ik een mooi blosje had. Wy gingen laat te bed. Neev Jochem ontreeg my.

Sondag den 9. Door Tante Cornelia opgeroepen. Neev Jochem en Tante kreeten alle beide by ’t ontbyt. Al myn kleeren waren verstopt, toen ik my wilde kleeden. Wy aten weinig van de gebraden Kalfskop. Om 5 uuren ’s namiddags thee gedronken. Duizend beloften aan Neev Jochem moeten doen. Hy zal van de week noch in den Haag komen om Acces te vragen. Een drie gulden tot een fooi aan de Knechts en Meiden gegeven. ’s Anderendaags ochtends met de eerste Schuit vertrokken, na deezen Brief op de Postwagen te hebben besteld. Myn lippen deeden zeer van ’t zoenen.

Ik ben ondertuschen, Waarde Moeder, Uwe Liefhebbende Dochter:

KAATJE R......’

Of die Juffer, van wien deeze zonderlinge Brief herkomstig is, dezelve uit eenvoudigheid, dan wel met studie geschreven heeft, om de Waereld te toonen, hoe belacchelyk het is, wanneer de Moeders het Gedrag hunner Kinderen al te naauw willen uitpluizen; dit is ondertusschen zeker, dat ’er hier en daar veele glossen in steken, die uit geen kinderachtige herssens zyn voortgekomen. Wy verwachten maar, dat die zoete Juffer het door ons gemaakte gebruik van haaren Briev, niet kwalyk zal nemen, en ons eerlang meerder stof tot ons Onderwerp verschaffen zal.

Geen opmerkingen: