vrijdag 29 februari 2008

Maria Aletta Hulshoff: Oproeping (1806) 3

vrijdag 27 juli 2007

(vervolg)

Maar op welk eene wijze, door welke middelen is er nog redding te hopen voor het Vaderland, ’t welk door verkeerde maatregelen zoo nabij aan deszelfs geheelen ondergang is gebragt.

Wij verëeren (ik durf gerustelijk in Uwer aller naam spreken, Bataafsche Patriotten!) de heilige grondbeginselen van den 22sten Januarij 1798; de Oppermagt des Volks, de Gelijkheid de Vrijheid de Eenheid der Republiek. Zonder Volks-invloed op het Bestuur, zonder werkelijk genot van Vrijheid en gelijke Regten, zonder dadelijke Eenheid, en het beöeffenen van die Republikeinsche grondregels, welke het Bataafsche Volk eens wettig aangenomen heeft op den 23sten April, 1798 (op welken dag hetzelve het laatst als Volk is werkzaam geweest) zonder dit alles kan dit Land niet bloeijen. De ondervinding heeft ons geleerd, dat naar mate men maatregelen genomen, en schikkingen doorgedrongen heeft, meer en meer afwijkende van die onveranderlijk ware principes, juist in die zelvde mate onze rampspoed is toegenomen. Wij verklaren dan van alle verdere zoodanige maatregelen ten uitersten afkerig te zijn; elk die, zonder door den aan den dag gelegden Volks-wil daar toe geroepen te zijn, dadelijke pogingen doet om zich zelven of een ander tot heerscher over ons te verheffen, als schuldig aan gekweste majesteit des Opper[6]magtigen Volks te beschouwen, en elk Bataaf als geregtigd om het recht des Volks tegen hem uittöeffenen. - Wij ontkennen dat eene Stemming met bijvallende stemmen, gelijk die waartoe in 1801 en 1805 de Natie op eene onwettige wijze opgeroepen is, eenig wettig gezag kan geven.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: