donderdag 28 februari 2008

Maria Aletta Hulshoff: Oproeping (1806) (1)

woensdag 25 juli 2007

In het volgende een tamelijk zeldzame tekst. De NCC geeft slecht vijf exemplaren. Het is de oproep van een vrouw, Maria Aletta Hulshoff (1781-1846), zich te verzetten tegen de komst van Lodewijk als koning van Holland. Zij doet dat op grond van de radicale principes van 1798. Dat is beslist apart....

Na de tekst, in een aflevering of vier, misschien nog enkele regels over deze vrouw.
De titel luidt: Oproeping, van het Bataafsche volk, om deszelfs denkwijze en wil openlijk aan den dag te leggen, tegen de overheersching door eenen vreemdeling waarmede het vaderland bedreigd wordt. Gedrukt voor Rekening van de schrijfster, Maria Aletta Hulshoff, en alöm te Bekomen. 1806.

[1]:
Voorberigt.
Bataven!

Ontvonkt door die veröntwaardiging, welke thans alle ware Republikeinen bezielt, weerhoude ik mij niet langer van Schrijven. Schoon wel overtuigd van de geringheid mijner bekwaamheden, ben ik het niet minder van mijne verpligting om alles te doen wat mij mogelijk is, ter redding van mijn Vaderland. Mijne taal is die der waarheid; de gevoelens welke ik aan den dag leg, huisvesten in de ziel van elken waren Patriot!

Republikeinen doet uw pligt! Gij kunt het Vaderland nog redden! Het Vaderland! ’t welk met deszelfs geheelen ondergang, met volslagen af hankelijkheid, met de vernietiging van deszelfs Staatkundig bestaan bedreigd wordt!

Dat ik vrugten moge zien van mijne onderneming! Maar ook al valt mij dit heil geenzints te beurt, ik heb gehandeld zoo als ik behoorde.

Wat mij moge overkomen, Patriotten! het ontzette U zoo min als het mij ontzetten zal; ik stel mij veel als zeer mogelijk voor, en Vrees niets; ik ben R e p u b l i k e i n en - CHRISTEN.

Wie mij eenige achting toedraagt, betoone zulks door daden van Vaderlandsliefde!

Gij die de Bataven zoekt te onderdrukken, gelukt het ulieden, weet dat mijne Landgenoten langen tijd de uiterste verbittering in hun hart kunnen verbergen, maar dat hunne wraak eens, vroeg of laat, onverhoeds u treffen zal. Gij ziet hoe eene Vrouw, door niemand ondersteund, handelt.

Amsterdam, 31 Maart, 1806. M.A. HULSHOFF.

[2]
OPROEPING,
van het Bataafsche Volk.
BATAVEN!

Na alle die verdrukkingen en uitmergelingen, welken sedert den 12den Junij 1798, door U geleden zijn, en zich steeds vermenigvuldigd hebben; na dat gij sedert bijkans een Jaar onder de willekeurige magt van éénen, zucht, en het Vaderland werkelijk op den rand des verderfs gebragt is, ziet Gij U thand bedreigd met een’ vreemen overheerscher. Naar het algemeen en maar al te gegrond gerugt vermelt, welk gerugt door zoo vele thans plaats grijpende omstandigheden bevestigd wordt, beoogt men Prins LOUIS BONAPARTE, onder den tijtel van Gouverneur Generaal over de Bataven te doen heerschen! Over de Bataven die zoo menigmalen de sterkste proeven gaven van hunnen afkeer van een vreemd juk; die eens schoon zich [in] eenen zeer onäangenamen, zwakken, en hulpbehoevenden toestand bevindende, de Hertog VAN ANJOU, broeder des Konings van Frankrijk, en eenige jaren later de snoode LEICESTER, de gunsteling van Engelands Koningin, het uiterst berouw deden hebben van hun vermetel ontwerp, de onderwerping der Bataven aan hunne heerschappij; daar beiden met schaamte en schande overladen, deze oorden moesten ontwijken. Over de Bataven, die ter afschudding van het juk eens uitheemschen Vorsts, 80 Jaren tegen het magtigste rijk van Europa gestreden, en eindelijk hunne onafhankelijkheid verkregen hebben; - die sedert, schoon veel[3]äl door snoode Stadhouders en door Aristocraten onderdrukt, altoos nog eenigzins Republikeinsch form van Bestuur behielden; en eindelijk in 1795, door de vrije Franschen bijgestaan, zich van een’ verachtelijken Stadhouder, die zich eene te groote, schoon geenszins onbepalde magt had aangematigd, ontsloegen, en die onvervreemdbare regten begonnen uitteöeffenen, welke aan elk die ze eens regt kent meer dan het leven dierbaar zijn. -

Geen opmerkingen: