maandag 3 maart 2008

Doodgaan hoeft niet: Asgill (1700)

woensdag 26 december 2007

Door toeval stuitte Herkauwer op een passage in de Amsterdamsche Hermes, van Weyerman, dl. I, van 12 mei 1722, waar deze p. 258-259 een waslijstje geeft van lieden met onorthodoxe of gevaarlijke ideeën. Dat lijstje begint zo:

‘Doch wie zou ooit hebben vermoed dat de beruchte Toland, een Yrsch Priester, en een Zoon van een Yrsch Leviet, een Wysgeer was? wie had immer Asgil, die een Sterveling, zonder het sterflot te smaaken, opwaarts leid, hebben gegroet als een Theologant? wie wist dat la Hontans uitgeteert Uittrekzel een diepzinnig Auteur verbeelde?’

En zo gaat hij een tijdje door; over Spinosa, Vaninus, Koerbach, Hobbes en een massa anderen. Herkauwer merkte ineens dat hij dacht: ‘Koerbach, La Hontan - allemaal bekenden. Maar wie is die Asgil, en wat heeft die aan gevaarlijke ideeën op zijn geweten?’

Het volgende blijkt het geval. John Asgill (1659-1738) Esq. was een Engels koopman en lid van het Ierse en Engelse parlement (waar hij trouwens om deze rare ideeën uitgegooid zou worden, in respectievelijk 1703 en 1707).

In 1700 publiceerde hij plots An Argument proving that according to the Covenant of Eternal Life revealed in the Scriptures, Man be Translated from hence into that Eternal Life without passing through death [...].

Een fris idee, zogezegd; hoewel de uiteraard bijbelvaste, immers duixhuitièmistische, lezer natuurlijk zelf ook al wist wist dat in de boeken van het Oude Testament deze of gene heer (Henoch, Elias) van de aarde ‘weggenomen’ wordt.

De titel alleen-al verklaart dus Weyermans woorden over ‘Asgil’.

Herkauwer zal zich niet vermoeien met een analyse van Asgills tekst. Die tekst kunt u zelf trouwens vrij gemakkelijk op internet vinden, blijkt achteraf. De kerken zullen, wegens het ongebruikelijke of onorthodoxe hoewel nauwelijks onbijbelse van zijn opvattingen, niet gelukkig geweest zijn met de idee dat de gewone gelovige wegens zijn geloof en bijzondere verstandhouding met God aan een persoonlijke hemelvaart kon beginnen, zonder fiat of tussenkomst van de kerk.

Helemaal zonder aantrekkingskracht was dat idee kennelijk niet, ook niet in de Republiek. Meteen al in 1700 verscheen bij E. Ivans te Rotterdam een vertaling, getiteld Bewys van ’t eeuwig leven, zonder de tydelyke dood. Zynde een stelsel, dat men tot het eeuwig leven in de H. Schriften geopenbaard, van hier kan werden overgebragt, zonder gestorven te zyn [...]. (Titel volgens de NCC. Herkauwer heeft deze tekst niet gezien).

Die Rotterdamse uitgave kan onder het oog van Weyerman gekomen zijn. Maar hij kan evengoed iets over Asgill gehoord hebben tijdens zijn lange verblijf in Engeland, nog voor 1720. De dichter Matthew Prior, een kennis van Weyerman, schreef over Asgill. De Londense Nederlander Bernard Mandeville wist eveneens van de man. Hij schreef in 1708 een spottende preek, ‘Een brief aan mr. Asgil, geschreven in Colchester. (zie http://www.bernard-mandeville.nl/index_bestanden/Colchester.htm:), waarin deze verzen:

Indeed I'm almost of your Church;
I love my Soul and Body too,
They've both agreed well hitherto;
And, I confess, that from my Heart,
I am not willing they should part.

Rest Herkauwer te zeggen dat hij even aan de Engelse astroloog Partridge moest denken, die wanhopig door Londen wandelde omdat niemand geloofde dat hij nog in leven was. Swift had in een pamflet Partridge zélf namelijk laten voorspellen dat hij dan-en-dan zou sterven.

Iets soortgelijks moet gaande geweest zijn rond Asgill; getuige titels als John Stearne, The death and burial of John Asgill, Esq. (1702) en An account of Mr. Asgil’s strange and wonderful translation which will happen upon the twelfth of July next (1717).

Geen opmerkingen: