maandag 3 maart 2008

Lucien Leuwen (1834)

woensdag 5 december 2007

Na zijn Le Rouge et le Noir (1830) begon Stendhal in 1834 aan zijn Lucien Leuwen. Het werd nooit gepubliceerd. Recent verscheen toch een Nederlandse vertaling door Leo van Maris.

In genoemde romans lezen we over de naschokken van de Franse revolutie. Lucien Leuwen speelt ten tijde van burger-koning Louis-Philippe I, rond 1833. De hoofdpersoon, Lucien, is wegens enkele republikeinse relletjes verjaagd van de Ecole Polytechnique. Hij wordt vervolgens militair (eerste luitenant in het provinciestadje Nancy), vervolgens hulpje in Parijs van een minister zodat hij zich ontwikkelt tot politico.

Tijdens dit alles leert Lucien de milieus kennen van heuse kapitalisten, monarchisten, republikeinen, clericalen, saint-simonisten, bonapartisten. En die van de soldateska natuurlijk. Het is allemaal even vreselijk. De wereld van ons nationale lachebekje, Frida Vogels, is hierbij vergeleken een aviarium vol luchthartig getjilp.

Men vindt talloze leuke scenes. Zoals die, p. 385, waar een Duitse onderzoeker zijn Franse publiek uitlegt dat het vieren van de mis inde vijfde eeuw niet veel meer voorstelde dan het houden van een soort teaparty.

Het verhaal heeft geen duidelijk slot.

In zijn voorwoorden betoogt de schrijver dat hij dweept met Robespierre en Couthon; tevens met Lodewijk XIX (!); en met de grondwet van 1830. Fraaie ironie.

Foutje in de annotatie, noot 194: Stendhal zou niet bekend geweest zijn met het werk van Kant. Toch wel. Zie Sluiers van Isis I, 104, II 27.

Geen opmerkingen: