maandag 3 maart 2008

Gevallen van een vlooi (ca 1782) 3

maandag 18 februari 2008

[5] Grootje, haar hart, door het wegzenden van de voorbeschrevene vloek eenigzins ontlast hebbende, waapende haare oogen; haalde de pit van haar lampje een weinig uit, onthaakte alle haare kookers, die wegens derzelver droogte al ruischende nederstortten, en ging nu met een dubbel koppel brakken ter jagt, doch deed weder niets op; want onze gelieven bevonden zig in de onderste kooker juist toen dezelve viel; des moest Grootje zig vergenoegen en al de gemaakte wanorde wederom herstellen.
Mejuffrouw FINETTE nu, het meest bevreesd zynde, had zig in de voorgemelde verschrikkelyke storm, zeer onvoorzichtig op de vloer begeeven, en bragt eenigen tyd op dezelve door, met naar haaren waardigen FORTIS te zoeken; doch alles om niet: Grootje was voor haar als opgenomen; want Lezer, de oude vrouw had zig, van de jagt komende, naar bed begeeven, waarheen FORTIS, die zig na het bedaaren van den storm, ter afgesprokene plaatse, begeeven had, haar derhalven gevolgd was.
Dus waren dan onze Gelieven, zo het scheen voor altoos gescheiden, doch gelyk de Mensch niet weet hoedanig de dingen der wereld zig ten zynen opzichte zullen schikken, en de bewustheid van dat niet weeten, verschaft hem ook altoos hoop en troost, zelfs in de allernypendste omstandigheden; zo weet ook de Vlooi niet hoedaanig de uitkomst haarer sprongen in ’t vervolg zal weezen; maar, en hier openbaart zig wederom volkomen de grootheid, de edelheid van den Mensch; de Vlooi van dat niet weeten onbewust zynde, geeft zig terstond der wanhoope over, en vindt dus [6] geen troost in zig zelven. - รด Mensch! - duizendwerf verheven Wezen!
De sprongen nu van onze FINETTE, waren na het oogenblik van schyding zodanig, dat zy (ik weet niet na hoe veel tyds) zig wederom by haaren beminlyken FORTIS bevond, ontmoetende hem in de das, van zekere Geleerde, die na zig vermoeid te hebben met een nieuw bewys voor Gods barmhartigheid, uit de reden op te maaken, zig thans verpoosde met te bedenken op welk een wyze hy zynen buurman, die hem beledigd had, best zou kunnen straffen.
De vreugd welke FINETTE door deeze onverwachte ontmoeting bezielde, was inderdaad onbeschryvelyk. Onze Dichters leggen de verraschten, de verbaasden een tienduizendschakelige keten van woorden in den mond; maar de Natuur leert in zulke gevallen niet dan verstomming; trouwens deeze aanmerking maakt niet veel uit; onze Dichters handelen meermaalen tegen de Natuur, ja men mag uit hunne werken besluiten, dat zy zelfs wyzer dan de Natuur zyn; - hoe het zy, de Vlooijen volgen de Natuur, en derhalven was FINETTE geheel verstomd; zy zag haaren dierbaaren FORTIS aan, met oogen, welken meer te kennen gaven, dan haare tong zou hebben kunnen zeggen.
De Geleerde waar by onze gelieven zig thans bevonden, onophoudelyk in diepe gedachten zynde, veroorzaakte door de geduurige rust zyns lichaams, hen een volle verzekerdheid; waarom Monsier FORTIS zyne beminnelyke FINETTE verzocht, zy wilde hem de gevallen, haar geduurende eene zo lange afweezigheid overgekomen, verhaalen, waarin zy gewillig stemde, aan het byzon[7]dere doorvoelde lichaam des Geleerden bemerkende, dat zy met haaren FORTIS thans eene toerykende voorraadschuur van levensmiddelen gevonden had. - Zy begon haar verhaal in deezer voegen.

Geen opmerkingen: