maandag 3 maart 2008

Tegen de rijglijven (1807) (1)

maandag 17 december 2007

De Vaderlandsche Letteroefeningen zijn in het algemeen niet erg joepie! maar zeer bedachtzaam, zelfs af en toe behoorlijk polderend en gladstrijkend. Zij worden dan ook graag benut door die geleerden die ons verleden bestuderen.

Daarom werd Herkauwer getroffen door een wat geopinioneerder stukje, getiteld ‘Iets over de rijglijven’ (VLO 1807-II p. 82-86).

Het stukje is te lang om in zijn geheel over te nemen. De anonieme steller begint met een discussie over Lampjes, licht, en neologen, en voert even in het verlengde daarvan twee antagonisten op. De eerste, Philopaleus, keurt al het oude goed omdat het simpelweg oud is. Zijn geestverwanten zijn tegen ’t Nut, inenting en zo meer; en bestaan enerzijds uit lieden van hoge geboorte, anderzijds uit het ‘arm burger-kanalje’ (een bekende Nederlandse combinatie). De tweede, Philocaenus, vindt alles wat nieuw is prachtig. Hij raakt geheel rozig van elk nieuw filosofisch stelsel.

‘Hij was weleer lid van alle Leesgezelschappen, Clubs en Grondvergaderingen. Hij hielp de Wapens en Carrépruiken verbranden, danste om den Vrijheidsboom [..]. Hij stond op zijn vertrek naar San Domingo, toen hij nog even bijtijds hoorde, dat alle blanken daar vermoord werden; hij wenschte zich toen zwart, noemde den ijsselijken moord eene billijke wedervergelding. [De schrijver doelt op de gelukte slavenopstand op Haiti, denkt Herkauwer. Komt u trouwens deze denkwijze bekend voor?] Zijne kleine Kinders moeten dagelijks, van de geboorte af, in eene ton met koud water. Zijne Dochters mogen geen veter aan het lijf hebben, enz. enz. enz.’

‘Maar wij zijn bitter afgedwaald [...]. Er zit dus niets anders op, dan [...] dadelijk over het herleven der Rijglijven te beginnen.’

Herkauwer brengt nu eerst even in herinnering dat in de voorgaande revolutietijden de empirestijl in de mode was, en dat vrouwen toen op zijn antieks (en dus soms karig) gekleed gingen en gevolgelijk vaak verkouden waren. Nu zijn echter die tijden in aantocht waar de romans van Jane Austen en de zusjes Brontë over handelen. Tijden die u geroerd beziet op de buis; maar waarin feitelijk de meesten van die dan steeds meer op alle manieren ingesnoerde vrouwen, vergeefs zoeken naar de uitvlucht die een Heathcliffe, of zelfs een Bas van der Vlist, hen kan bieden.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen: