zondag 2 maart 2008

Tandenstokers (1733)

zondag 14 oktober 2007

In het kader van het offensief tegen de obesitas, vandaag een stukje uit Den Kluyzenaar in een vrolyk humeur (1733), door Weyerman, nummer 3. Dat nummer gaat geheel over keukenkunst, ‘keukenklouwers’, en vertalingen door Weyerman van bij Apicius voorkomende gerechten.

Aan het einde daarvan geeft hij een idiote geschiedenis van de tandenstokers (p. 23), eindigend met een burleske beschrijving van de outfit van de helden en heldinnen in de Ilias.


‘Laat ons nu eens zien, dewyl ons bestek inkrimpt, wat ’er valt te zeggen over het aloud gebruik der tandestookers.

Ik onderstel dat de opkomst der tandestookers by uytneemendheyt oud is, en dat het eerste ontwerp ontstont uyt een drift van de natuur. Het Egyptisch landsvolk was voortrefffelyk ten opzigte van zyn wysbegeerte en wiskonstige aanmerkingen: het doorzogt alle de springaders van eenig bedryf; en alhoe wel ik ’s volks bygeloof veroordeel, nochtans prys ik deszelfs vindingen.

Die landaart aanbad de krokodil, dat een dier is met langwerpige kaaken, waar door het de gelegendheyt heeft om veele tanden te hebben; ook is zyn wooning en bezigheyt voor het grootste gedeelte in ’t water, waar door hy, gelyk als onze Tesselsche lootsen, een goede maag voert, en alles inschokt gelyk als een vogel struys. Het is zeker dat hy het water van de Nyl by der hand heeft, en gevolglyk dat hy altoos zyn mond kan spoelen na den ontbyt of het maal; maar dat is ’t niet al, hem ontbreekt een instrument om zyne tanden te stooken, dewelke zyn geschaart gelyk als een zaag. Ten dien eynde heeft de natuur hem voorzien met een diertje, ichneumon, dat hem daar in dient, en zich geneert op dat ampt. De Egyptenaars die schranderheyt ziende in den persoon van een krokodil die zy zo hooglyk eerden, volgden hem fluks na, (groote voorbeelden worden doorgaans gevolgt by ’t gemeen) en zy stookten ook hunne tanden met de gepunte klaauwen van den vogel Ibis.

De met de hand beschreven kronyk der tandestookers zegt, dat die uytvinding wiert na Spanje overgevoert by een Egyptische Schout, die na het begaan van een roof op visch, voor de goden Osiris, Apis, en Anubis bestemt, by den Raad van drien vogelvry en onbekwaam wiert verklaart,

Om ooit in dat gewest, ten dienste van’t gemeen,
De minste waardigheyt in ampten te bekleen.

Blykt het nu niet, dat de tandestookers zo oud zyn als de krokodillen, de krokodillen als den Nyl, en dat de Nyl zo oud is geweest als de kindskinders van Mitzrain?

Het is onvergeeflyk, dat Homeer ons geen model van de tandestookers der Grieken heeft nagelaaten; doch hy doet zyn helden zo grovelyk spyzen, dat die meer schynen benoodigt te zyn geweest om hooigaffels, als om ganzeschagten. Die zelve Homeer is vry langwylig in de beschryving van een smis, of een aambeelt; daar hy als een beschaaft man, ons de gedreeven goude snuyfdoos van Achilles, of den schildpadde rotting van Ajax, had behooren af te schetsen. Hy geeft ons wel een naauwkeurige aftekening van Nestors kelk, maar hy rept geen enkelt woord van Andromeda’s hoeplrok, of Brisei keyzers thee: ja dat meer is, heeft hy ooit gedacht om Helena’s tafelsprey in haar slaapvertrek te modellen, welke tafelsprey, naar alle schyn van waarheyt, zal zyn gemeubleert geweest met Spaansch rood en wit, met pomade en moesjes, en vooral met de vyfde weezendheyt van roozen (Sapho rosarum), en een flesje met de geest van aluyn, om een schamper bekje te trekken.

Thans zal ik een speld steeken by dit vertoog [...].’

Geen opmerkingen: