maandag 3 maart 2008

Jojo en Ridderstraat (rond 1798)

vrijdag 7 december 2007


Een tekst over de jojo-rage rond 1795 die Herkauwer tot nog toe blijkbaar over het hoofd gezien heeft bevindt zich in het zeer zeldzame liedboekje Aardige en vermakelyke joe, joe, joe. Waar mede gespeeld en gezongen werd de Nieuwste liederen. Die titel verwijst op zich natuurlijk al naar de jou-jou, oftewel jojo. Herkauwer raadpleegde een derde druk van dit liedboekje dat zonder jaartal verscheen te Amsteldam, bij S. en W. Koene op de Lindengracht (UBL 1197 G 23).

Het eerste lied heet ‘Een Nieuw Lied, op het Spel van de Jou, Jou de Normandie’ (p. 3-4). De eerste strofe:

Men ziet hier in ons Nederland
Alweer een nieuwe smaak /
Men heeft een ring al in de hand,
Daar aan is vastgemaakt
Een koord al met twee schyfjes rond;
Die men laat daalen na de grond /
Men zie / men zie
Jou / Jou de Normandie.

De teksten in dit liedboekje ogen trouwens nogal up-to-date. Hier niet die eindeloos herhaalde balladen uit Middeleeuwen of Renaissance. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit een lied over de onrust in de zuidelijke Nederlanden onder Jozef II, of een zangwijs als ‘Zoutmans glorie’.

De actualiteit blijkt ook uit het noemen van de Ridderstraat, een straat die in de literatuur van de jaren ’90 vrij veel genoemd wordt. Het is een straat uit de rosse buurt van Amsterdam. Voorbeeld: de eerste strofe van een ‘Minne-klugt van een Matroos en een Naaister’ (p. 4-6). Dat lied moet met genoegen gezongen zijn door diegenen die weten dat naaistertjes uit de Ridderstraat wel iets meer deden dan een stoplap op schoot houden. De eerste strofe:

Agter in de Ridderstraat /
Daar woonter een meisje fyn /
Een matroosje kan haar helpen /
Ja / ja / van valderala /
Een matroosje kan haar helpen /
Van al haar smert en pyn.

Dat dit soort meiden van de Ridderstraat hier zeker niet uitsluitend onderwerp zijn van AndreHazesverdriet blijkt bijvoorbeeld uit de parodie die Kinker maakte op de romance ‘Alrik en Aspasia’, door Feith. In Feiths romance wacht een Nederlandse edelvrouwe vol smart op de terugkeer van haar ridder uit het Heilige Land. Van dat heilige gedoe gelooft Kinker niets. Bij hem mompelt de informant van de Vrouwe, in de parallelle passage:

Ach vraag wat hij van mij begeert,
Van waar hij is getogen. -
"Hij komt van over den Jordaan
Hier naar de Ridderstraat gegaan.
Hem ziet de Droes uit de oogen."

En dus is daar de Jordaan niet langer de bijbelse rivier, maar de Amsterdamse buurt waar hij een leuk dagje doorbrengt; een afsluiting van dat feest in de Ridderstraat ligt voor de hand. Men zou zich zelfs af kunnen vragen of Riddertje wel ooit echt in het Heilige Land is geweest... (1)

(1) Zie ook: A. Hanou, ‘’Hier van daan naar moeder Mallet’: Liedjes in het werk van Kinker.’ In: Kunst & LetterKunst. Opstellen voor George Vis. Onder red. van G.J. van Bork en N. Laan. Amsterdam 2000, 60-76.

Geen opmerkingen: